Parenteel Derck Bakker (van Roekel) - Inleiding Naamlijst Bronnen


Eduarda (Warda) van Roekel

Dochter van Willem Geurt van Roekel en Elisabeth Wilhelmina Kissing, geboren 11-11-1890 's-Gravenzande [177], overleden 1962 Vlissingen

Trouwt 4-4-1917 Vlissingen [42] Petrus Serton, zoon van Petrus Serton en Gerdiena Wilhelmina Heij, geboren 17-4-1888 Utrecht [960], overleden 14-8-1963 Utrecht

Kinderen:

  1. Wilhelmina Elisabeth Serton, geboren 5-11-1920 ZA Stellenbosch
  2. Wilhelmina Serton, geboren 1-6-1925 ZA Stellenbosch, overleden 1984
    Trouwt NN von Kleist
  3. Gerdien Serton, overleden 2003
    Trouwt NN Sem
  4. Petrus (Pieter) Serton, geboren 2-4-1927, overleden 1985
  5. Warda Serton, geboren 1928, overleden 1997, ongehuwd

Bronnen:

Emails Juliana Serton 3-2-2010:
Aanvullingen en foto's van het echtpaar Voorhoeve bij wie Eduarda opgroeide en Eduarda zelf:
Email Juliana Serton 3-2-2010:
Foto van Eduarda met zoon Pieter en een foto van Petrus en Eduarda met zoon Pieter Quintus:
Email Juliana Serton 3-2-2010:
Foto van Pieter Serton en een foto van het huis van de Sertons in Stellenbosch:
Email Hans Winter 11-4-2010:
Advertenties in de Vlissingse Courant rond het huwelijk van Eduarda en Pieter:

Volgens 'Badgasten in Domburg 1883-1921' komen Liesbeth en Warda op 19-8-1887 aan in Domburg als badgast.

Vanuit Stellenbosch wordt de geboorte van een Dochter (Wilhelmina ?) gemeld op 1 juni, Vlissingse Courant 3-6-1925:

GVR:
Petrus Serton werd professor in de Geografie aan de universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika.
In het jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde 1964:
Aangaande die lede moet met leedwese vermeld word dat die heengaan van twee verdienstelike lede van die ‘Maatschappij der Nederlandse Letterkunde’ in die Republiek van Suid-Afrika betreur word. Sowel prof. dr. Petrus Serton as sen. Henry A. Fagan was gewaardeerde lede van die 'Maatschappij'. Hulle het onderskeidelik in 1950 en 1951 as lede toegetree.
Vooruitgaande op die lewensberigte van die twee afgestorwenes neem die opsteller van hierdie verslag die vryheid om die volgende besonderhede te verstrek.

Prof. dr. Petrus Serton is in Nederland gebore en was van 1920-1958 hoogleraar in Aardrykskunde aan die Universiteit van Stellenbosch (Kaapprovinsie). Verskeie kere was hy voorsitter van die Suid-Afrikaanse Aardrykskundige Gnootskap. Tewens was hy bestuurslid van die bekende Van Riebeeckvereniging (Kaapstad) en van die 'Nederlandse Vereniging voor Economische en Sociale Geografie'. Hy was o.m. ook lid van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns (Pretoria) en van die 'Maatschappij der Nederlandse Letterkunde'.

Meer as dertig jaar het prof. Serton die plaaslike belange van die 'Algemeen Nederlands Verbond' op Stellenbosch behartig. Van sy publikasies het o.m. sy werk 'Zuid-Afrika, land van Goede Hoop' (Meppel, 1953) bekendheid verwerf.

Die latere senator Henry A. Fagan het, nadat hy sy akademiese studie in die regte aan die voorganger van die huidige Universiteit van Stellenbosch begin het, sy studie in Londen voltooi. Na sy terugkeer in sy geboorteland het sy veelsydige talente en belangstelling geleidelik tot ontplooiing gekom. As regsgeleerde praktisyn, politikus, wetgewer, minister, digter en skrywer (in Afrikaans en Engels) het die latere senator bekendheid en naam verwerf. Op letterkundige gebied het hy hom veral op die skryf van dramas toegelê en op grond daarvan in 1935 die Hertzog-prys vir letterkunde (drama) verwerf. In 1962 het sy publikasie 'Drie eenakters' verskyn, in 1963 gevolg deur sy werk 'Coexistence in South Africa'.

Aangaande prof. dr. Serton is in die maandblad 'Zuid-Afrika' (Amsterdam) o.m. getuig: 'Wij gedenken hem dankbaar als een vertegenwoordiger van het Nederlandse volk en de Nederlandse wetenschap, die de Nederlandse naam in Zuid-Afrika heeft hooggehouden door hetgeen hij daar heeft verricht'

Op de website van de KNAW vinden we de volgende biografie:

Serton, P.
Geboren: 17-4-1888 te Utrecht
Overleden: 14-08-1963

Afdeling: Letterkunde, correspondent
Installatiedatum: 05-06-1948

Vakgebied: Economische en sociale geografie

KNAW Levensberichten en Herdenkingen:

HERDENKING VAN P. SERTON (17 april 1888—14 augustus 1963)
DOOR
JOH. J. HANRATH

Op 14 augustus 1963 overleed na een kortstondige ziekte in de ouderdom van 75 jaren Prof. Dr. P. Serton, emeritus-hoogleraar in de aardrijkskunde aan de Universiteit van Stellenbosch in de Zuid-Afrikaanse Republiek en sinds 1948 correspondent van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Petrus (Piet) Serton werd op 17 april 1888 in Utrecht geboren. Op 20 augustus 1910 deed hij in dezelfde stad Staatsexamen volgens art. 12 van de toenmalige Hoger-Onderwijswet en ging hij studeren aan de Rijksuniversiteit ter plaatse. Na op 15 december 1913 met lof het kandidaatsexamen in de Nederlandse Letteren te hebben afgelegd, verwierf hij op 19/22 december 1916 het diploma op grond van het doctoraal-examen. In die tijd bestond nog niet de mogelijkheid, een doctoraalexamen in de aardrijkskunde af te leggen. Serton had evenwel de colleges gevolgd o.m. van Prof. J. F. Niermeyer in de economische aardrijkskunde en van Prof. Dr. Karl Oestreich in de fysische aardrijkskunde. Dit leidde er toe dat hij op 19 december 1919 bij eerstgenoemde promoveerde op een proefschrift over "Rotterdam als haven voor massale goederen" en stellingen. Serton was toen reeds assistent (conservator) van Prof. Niermeyer aan de toenmalige Nederlandsche Handels-Hoogeschool (de latere Nederlandse Economische Hogeschool) te Rotterdam, waar Niermeyer naast zijn ambt in Utrecht een buitengewone leerstoel bezette. Serton bekleedde dit assistentschap bijna 3 jaren, tot hij in 1920 benoemd werd tot hoogleraar in de aardrijkskunde in Stellenbosch, welke functie hij tot zijn emeritaat, dus gedurende bijna 40 jaren, zou vervullen.

Hij legde er de grondslag voor de beoefening van de economische en de sociale geografie en leverde er in de loop van de jaren verschillende waardevolle leerlingen af, zowel ten dienste van het onderwijs als voor vrije en ambtelijke wetenschapsbeoefening. Dat daarbij zijn belangstelling vooral bleef uitgaan naar de sociale en economische aardrijkskunde blijkt wel voldoende uit zijn jarenlang nauwe relatie met de Nederlandse Vereniging voor Economische (en Sociale) Geografie. Van 1924 t/m 1943 was hij daarvan correspondent. Toen deze institutie na de oorlog niet in ere hersteld werd, volgde in 1946 Sertons benoeming tot lid van het Algemeen Bestuur der Vereniging, een functie die hij tot zijn dood vervulde. In Zuid-Afrika vond Serton een braakliggend terrein voor eigen wetenschappelijke arbeid, dat hem onafgebroken is blijven boeien.

Het is opvallend hoezeer Serton zich met zijn nieuwe vaderland identificeerde. Uitsluitend daarover publiceerde hij en sprak hij ook bij verschillende bezoeken aan Nederland, waar hij streefde naar bredere kennis van en meer begrip voor Zuid-Afrika. Zo sprak hij in 1924 over de versnelde economische en sociale ontwikkeling van Zuid-Afrika als gevolg van de mijnbouw, waarvan verslagen verschenen in het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap en in het Tijdschrift voor Economische Geografie. In laatstgenoemd tijdschrift schreef hij trouwens vele artikelen over Zuid-Afrika. Zo verschenen achtereenvolgens "De haven van Kaapstad" (1923), "Basoetoland" (1925), "De Zuid-Afrikaanse spoorwegen" (1927), "Zuid-Afrika" (1933), "De watervoorziening van een Kaaps dorp" (1948), "Kanon-eiland, polderbedrijf in woestijnklimaat" (tezamen met P. J. Cornelissen, 1951), "Uraniumproduktie in Zuid-Afrika" (1960). Zoals uit enkele van deze titels blijkt, was Serton vooral geboeid door het woestijnklimaat. Hij schreef hierover een artikel in het vroegere Tijdschrift voor het Onderwijs in de Aardrijkskunde en hij mengde zich in een artikel in het Tijdschrift voor Economische Geografie van 1928 over "Zuid-Afrika een tweede Sahara?" in de door D. J. Schonken ("Dorre Suid-Afrika", 1921) en later weer door W. J. Dekker opgeworpen polemiek over het uitdrogen van Zuid-Afrika. In hetzelfde tijdschrift verscheen in 1929 een studie over "Laingsburg, de ontwikkeling van een woestijnklimaat", terwijl in het Tijdschrift van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap van 1932 een verslag kwam van een lezing over "Het Kaapse winterregenklimaat". Ten slotte verscheen in 1953 bij J. A. Boom & Zoon, Meppel, in de Terra-reeks een boek "Zuid-Afrika, Land van Goede Hoop", terwijl in 1962 Serton in De Wereld Waarin Wij Wonen en Werken, band IV (De Haan, Zeist), een uitvoerige studie schreef over het land van zijn voorkeur. In al deze publikaties toonde Serton zich een geograaf "pur sang". Wellicht was het omdat hij zo ver weg zat van al de beroeringen die de Nederlandse geografenwereld in de twintiger jaren en daarna kende. In zijn geschriften zijn geen tekenen aan te wijzen van een zich mengen in de strijd over object en methode, geen voorkeur voor een "Utrechtse", "Amsterdamse" of "Rotterdamse" "school", geen geven van prioriteit aan de mens of aan het landschap. Juist in dit Zuid-Afrikaanse landschap, waarin hij werkte, kon hij de invloed van de fysische factoren niet loochenen, maar ook de mens, optredende in een segmentarische gemeenschap en behept met een dualistische economie, interesseerde hem. Ook daaruit bleek, hoe Serton zich identificeerde met zijn nieuwe vaderland.

In zijn zo juist genoemde studie uit 1962 vroeg Serton nadrukkelijk begrip voor de apartheidspolitiek, die z.i. een onvermijdelijk uitvloeisel was van de uitzonderlijke economisch- en sociaalgeografische verhoudingen in Zuid-Afrika. Dat was ook de reden, dat hij zijn bezoek aan Brazilië ter bijwoning van het Internationale Geografische Congres in Rio de Janeiro aangreep voor een vergelijkende studie tussen Brazilië en Zuid-Afrika, twee zo verschillende landen met nochtans een in vele opzichten overeenkomstige problematiek. Het daaruit voortgekomen en in 1960 verschenen boek "Suid-Afrika en Brasilië, sosiaal-geografiese vergelyking" lijkt mij wel het meest interessante boek van Serton, niet in de laatste plaats ook om de volmaakte beheersing van het Afrikaans welke eruit blijkt.

In de latere jaren voelde Serton zich ook wel aangetrokken tot de historische geografie. In 1954 verscheen een boek "Narrative and Journal of Gerald McKiernan in South-West Africa" en de dood overviel hem terwijl hij werkte aan een oud manuscript van een zekere Valentijn, die als dominee naar Zuid-Afrika werd gestuurd en later naar Nederlands-Indië ging.

Overziet men het geheel, dan blijkt dit oeuvre misschien niet overweldigend omvangrijk. Maar het is degelijk werk, ontwoekerd aan een zware onderwijstaak en bovendien tot stand gebracht in een sterke mate van isolement, door vooral te putten uit eigen kracht en inzicht; missionair werk, tot stand gebracht op een buitenpost van de Nederlandse beschaving door iemand die zich bewust was van zijn geografische cultuur, meegebracht uit Nederland, uit Utrecht.

Western Cape Archives and Records Service 28-7-2009:
Hermina ging in 1947 op bezoek bij haar zuster en zwager, in 1933 was ze er ook al eens voor drie maanden geweest. Uit de passagiersverklaring blijkt dat Prof P Serton en zijn gezin aan de Jonkershoekweg in Stellenbosch woonden:
CBG Familieadvertenties:

© Gijs van Roekel, Maarn 2009