Toelichting:
In de Historische Encyclopedie Krimpenerwaard H. E. K. 18e jaargang 1993, nr. 3 verscheen het volgende artikel over de scheepswerf van Cornelis Vermeulen. Van de redactie werd in de persoon van Bernard de Keijzer telefonisch toestemming verkregen om een transcriptie van dit verhaal op deze website te plaatsen.
W. P. Vermeulen
Dit is de geschiedenis van zestig jaar kleine scheepsbouw op de scheepmakerij C. Vermeulen aan
de Hollandsche IJssel in de gemeente Krimpen aan den IJssel tussen de jaren 1854 en 1914.
In die jaren heeft Cornelis Vermeulen zijn scheepmakerij opgebouwd.
Tenslotte gaf hij leiding aan negentien medewerkers.
Rond 1800 waren er verschillende manieren van reizen: te voet, met paard en wagen, met de trekschuit of per zeilschip. Het meest tot de verbeelding sprekende vervoermiddel in het waterrijke deel van ons land is de trekschuit: een efficiënt vervoermiddel met vaste tijden van vertrek en aankomst. Met de trekschuit werd gevaren tot zij rond 1840 de trein tegenkwam. In die tijd werd Cornelis Vermeulen geboren. De gezapigheid van het leven van de eerste helft van de eeuw heeft hij meegemaakt toen de gegoede stand het voor het zeggen had in dorp en stad. Naast de burgerij leefden het volk, de armen, de ambachtsknechten en de loonarbeiders. In deze maatschappij werd je positie nog voornamelijk bepaald door je geboorte.
Cornelis Vermeulen werd geboren in de gemeente Stein in Zuid-Holland ten noorden van Haastrecht aan
de Hollandsche IJssel. Stein behoorde tot het arrondissement Rotterdam en het kanton Gouda.
De driehonderdnegentig inwoners hadden er kerk noch school. De hervormden behoorden tot de Hervormde
gemeenten van Gouda of Haastrecht, de schoolkinderen kregen les in Gouda, Sluipwijk, Haastrecht of
Hekendorp.
Cornelis was de zoon van Hendrik Vermeulen en Pieternella Kromhout.
Hendrik werd op 18 september
1782 in de St. Jan te Gouda gedoopt. In diezelfde kerk werd op 29 juli 1785 Pieternella Kromhout
gedoopt en daar deden zij beiden (Hendrik op 25 december 1802 en Pieternella op 25 december 1808)
belijdenis.
Ze trouwden op 3 november 1811; de huwelijksakte vermeldt dat de bruidegom verversknecht was.
Uit het huwelijk werd op 28 februari 1825 Cornelis Vermeulen geboren. Ook hij werd in de St. Jan
gedoopt, op 13 maart 1825. Getuige bij de doop was zijn moeder. Uit de geboorteakte van de gemeente
Stein blijkt dat zijn vader nog steeds verversknecht was. Cornelis werd dus in een arbeidersgezin
geboren. In 1845 heeft Cornelis in de St. Jan belijdenis gedaan. Hij was toen 20 jaar, de gebruikelijke
leeftijd om belijdenis te doen.
Cornelis behoorde tot de lichting 1844 van de nationale militie. Hij lootte nummer 277 waardoor
hij verschoond bleef van de dienstplicht. Bij zijn inschrijving gaf hij als beroep scheepmakersknecht
op. Dat had in die tijd betrekking op de bouw van het hele schip. Zijn kennis heeft hij waarschijnlijk
opgedaan in Gouda. Hij kon schrijven, zijn handtekening was duidelijk en bleef tot op hoge leeftijd
onveranderd.
In 1849 woonde hij in Ouderkerk aan den IJssel, bij Johannes van Duyvendijk, tapper van beroep.
In deze gemeente leerde hij zijn toekomstige vrouw, Lijntje van Zwienen, kennen. Zij werd in Ouderkerk
geboren op 30 januari 1830 als dochter van Christiaan van Zwienen, klompenmaker, en Lijntje de Koning.
Op 7 april 1852 werd zij aangenomen als lidmaat in de hervormde kerk.
Cornelis Vermeulen en Lijntje van Zwienen
Cornelis Vermeulen en Lijntje trouwden op vrijdag 22 oktober 1852. De kerkelijke inzegening vond
twee dagen later plaats.
Getuigen waren Willem Spoormaker, kastelijn van beroep, Jan van Zijde, viskoper, Pieter van Zwienen,
boodschappenloper, en Aart de Haan, bode. Na het voorlezen van de akte verklaarden de bruid en haar
vader "niet te kunnen schrijven of teekenen".
Na hun huwelijk woonde het paar eerst in Ouderkerk a/d IJssel. Ze verhuisden naar Gouda waar op 7 januari 1854 hun zoon Hendrik werd geboren. In de zomer van 1854 ging het gezin weer terug naar Ouderkerk a/d IJssel; op 9 juni 1854 werden ze ingeschreven in het bevolkingsregister en op 28 juni 1854 in het lidmatenboek van de Hervormde Gemeente van Ouderkerk a/d IJssel. In juni 1855 verhuisden ze naar de buurgemeente Krimpen a/d IJssel.
Alle dingen in het leven bebben een plaats nodig. In 1854 begon Cornelis Vermeulen met zijn scheepmakerij op buitendijks gelegen grond: een stukje dijk en zellinggronden liggend in Krimpen a/d IJssel "nabij de twee sluizen". Dit waren de twee uitwateringssluizen van de polder Den Hoek en Schuwagt onder Lekkerkerk. De westelijke sluis lag 260 meter van de gemeentegrens tussen Ouderkerk en Krimpen a/d IJssel, de oostelijke sluis 10 meter.
Op 2juli 1854 ontvingen dijkgraaf en boogheemraden van de Krimpenerwaard het volgende verzoek:
"Request houdende verzoek om op een stukje buitengrond langs den IJssel strekkende van de dijksloot tot den buitenkant van den dijk onder Krimpen op den IJssel te stichten eene houten loods of schuur op een steenen voet ter lengte van 9 el 1 palm 2 duim (9 meter, 12 cm) en ter breedte van 4 el 5 palmen 6 duim (4,56 meter), in de richting van het zuiden naar het noorden."
Het college zond daarop twee dagen later een brief aan de commissaris van de koning en die
antwoordde op 16 augustus 1854 dat de minister van binnenlandse zaken bet verzoek op 5 augustus had
toegestaan.
Deze beschikking werd voor kennisgeving aangenomen en aan burgemeester en wethouders toegezonden.
Zij kregen de opdracht om negen en zestig centen leges van Vermeulen te vragen en die over te maken
aan de provinciale griffie. Voor het maken van de sleephelling werd op 11 november 1854 een vergunning
toe gezonden. Ook hiervoor bedroegen de leges negen en zestig cent.
Anno 1854
De grond waar Vermeulen zijn schuur op wilde bouwen was eigendom van Jan van Zwienen. De oppervlakte bedroeg 3 aren en 30 centiaren. Nabij de twee sluizen lagen zellingen van verschillende groottes en met diverse eigenaren. Het perceel kadastraal sectie A nummer 2002 naast de uitwatering van het later gebouwde gemaal 'Reinier Blok' was in 1854 eigendom van de polder Den Hoek en Schuwagt onder Lekkerkerk. Aan de noordzijde daarvan lag de zelling A no 2003 van Jan en Gerardus Weggeman Guldemont, steenbakkers, en van Jan van Zwienen en Woutrina Versluis. Op de lijst van opstallen uit 1856 van het kadaster staat bij sectie A nummer 2003: "loods en scheepstimmerwerf". Het perceel A nummer 1928, tussen de dijksloot en de dijk was tot 1856 eigendom van Jan van Zwienen en Woutrina Versluis. Op een schets uit 1856 van het kadaster staat een bouwwerk getekend. Vermeulen begon met zijn scheepmakerij op het noordelijk deel van de zelling.
"Vergadering van Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Crimpenerwaard, ten huize van W. Verhoek aan de Stolwijkersluis op zaterdag den 17den april 1858.
Is gelezen het adres van Cornelis Vermeulen, scheepmaker te Krimpen a/d IJssel, daarbij verzoekende zijn scheepswerf aldaar door een lat- of rasterwerk langs en een weinig beneden den kruinlijn des dijks en verder aan de noordzijde langs zijn werf te plaatsen ter hoogte van 1.30 el."
Na deliberatie van de heren werd het verzoek ondersteund en ter kennis gebracht bij de staatsraad
commissaris des konings.
In de vergunning is sprake van het kadastrale perceel A nummer 1928 waaruit blijkt dat de scheepmakerij
ook staat op het perceel tussen dijksloot en dijk. Op 15 juli 1858 werd mededeling gedaan aan het
gemeentebestuur dat op verzoek van C. Vermeulen de vergunning werd ingetrokken.
Anno 1860
In 1860 sloot Vermeulen een pachtovereenkomst met de schout en heemraden van de polder Lekkerkerk voor het stuk grond A nummer 2002, groot 460 m2, voor een pachtsom van twee gulden per jaar. In 1894 werd de pacht omgezet in een jaarlijkse recognitie, het bedrag bleef hetzelfde.
Naast het perceel van de polder Lekkerkerk lag de zelling sectie A nummer 2003. Welnu, Vermeulen kreeg door A 2002 te pachten en het er naast gelegen deel te kopen, ruimte om scheepshellingen aan te leggen. Daarmee was hij echter niet klaar. Immers, bij een scheepshelling hoort een werkschuur. Om die te kunnen bouwen kocht hij het westelijke deel van sectie A 2003. Daarop wilde hij een woning en schuur bouwen die één geheel zouden vormen met de hellingen. Reeds in 1862 noemde hij zich eigenaar van de grond.
"Aan zijne Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen dat hij, Cornelis Vermeulen, scheepmaker te Krimpen a/d IJssel, aldaar op een perceel buitengrond waarvan hij eigenaar is een gebouw wenst te stichten lang 21 ellen breed 5 ellen bestemd voor een woonhuis en werkplaats, dat het terrein zeer ongelijk van hoogte zijnde vooraf vlak dient gemaakt te worden en enige verhoging dient te ondergaan en wel aan de rivierzijde tot 0,50 el boven AP en aan de dijkzijde tot ongeveer gelijk met de dijkskruin. Reden waarom hij dan Z.E. verzoekt, dat hem tot één en ander de nodige vergunningen gegeven worden
Krimpen a/d IJssel, 2 september 1862          't welk doende, get. C. Vermeulen"
In november 1862 werd de vergunning voor de bouw van huis en schuur verleend. Volgens de in prachtige kleurendruk uitgevoerde kaart de rivier de Hollandsche IJssel van 1860 was de grond naast de uitwateringssluis rietland. De grond daarnaast wordt aangeduid als slijk. Beide kavels kwamen bij hoogwater onder water te staan. Vermeulen heeft er veel aan moeten doen voordat de scheepmakerij zichtbaar werd.
Anno 1864
Op 1 juli 1864 kocht Vermeulen 185 m2 grond voor de prijs van honderd en twintig gulden van
Woutrina Versluis, weduwe van Jan van Zwienen, wonende te Krimpen a/d IJssel. Door scheiding van de
sectie A 2003 zijn de nummers A 2093 en A 2092 ontstaan. Op A 2093 (het westelijke deel van het oude
nummer A 2003) is het meest gebouwd. Deze sectie grensde direct aan de polder Lekkerkerk.
De koper en verkoopster waren door de Van Zwienens familie van elkaar.
Op 3 augustus 1864 kwam Corne1is Vermeulen opnieuw bij de notaris. Hij leende acht honderd gulden van Klaas Burger, "bouwman" (landbouwer) te Ouderkerk a/d IJssel. Voor deze lening werden de volgende goederen als onderpand gebruikt:
"Een stukje dijk en buitengrond en de daarop door de debiteur gestichte scheepmakerij. Bestaande uit een woonhuis en schuur en verdere getimmerte."
Door de notaris werd hier in de kantlijn aan toegevoegd:
"voorts nog de hellingen en gereedschappen tot gemelde scheepmakerij behorende."
Hieruit blijkt dat de scheepshellingen behoorden tot de uitrusting van het bedrijf van Vermeulen. In 1864, tien jaren na de oprichting, is de scheepmakerij compleet.
Onder wat voor omstandigheden bouwde Corne1is Vermeulen zijn scheepmakerij op? In het jaarverslag van de gemeente Krimpen a/d IJssel over 1854 staat dat er op een kleine werf drie arbeiders werkten. Uit het verslag over 1857 blijkt dat dat jaar op de scheepmakerijen voldoende werk was. Er was meer dan één werf. Na 1857 volgden minder goede jaren. In 1860 was er weer enige opleving.
In 1862 waren er zeven scheepswerven waarvan de eigenaren in de bijlagen worden genoemd: J. Buys,
A. van der Giessen, C. van der Giessen, G. Kok, J. Otto, G. den Ouden en C. Vermeulen. De jaren 1862
en 1863 gaven een gunstig beeld te zien. Bijna alle hellingen waren bezet. Bij C. Vermeulen werden in
1862 twee schepen op stapel gezet terwijl er één te water gelaten was. In 1863 was er bij Vermeulen op
1 januari één schip in aanbouw.
In 1864 waren er bij C. Vermeulen geen opdrachten voor nieuwe schepen, waarbij we wel moeten bedenken
dat de hellingen niet leeg waren. Ze werden gebruikt voor het repareren en vaarklaar houden van
schepen. In de jaarverslagen is sprake van nieuwbouw op een helling. We weten dat er op het bedrijf ook
aakschepen werden gebouwd, zonder van één van de drie hellingen gebruik te maken.
Hoe groot waren in het midden van de negentiende eeuw de scheepmakerijen? Volgens dr J. A. de Jonge in zijn werk "De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914" waren er in Noord- en Zuid-Holland honderden kleine werven met slechts enkele werknemers. Tot die kleine werven mogen we ook de werf van C. Vermeulen rekenen. Het bouwen en repareren van schepen was ambachtelijk werk; tot ver in de twintigste eeuw zou dat zo blijven.
Over de jaren 1852 tot en met 1879 geeft J.A. de Jonge ook cijfers.
Vloot binnenvaartschepen
jaren | 1852-1853 | 1860-1861 | 1879 |
aantal schepen | 18941 | 20779 | 22081 |
tonnage 1000 ton | 468 | 544 | 733 |
De scheepswerf ca. 1891 aan de zuid-westzijde met drie reparatiehellingen.
Op de voorgrond aan de kop van de helling v.1.n.r. Johannes, Jan, Willem Pieter,
Hendrik en Cornelis
Vermeulen, Lijntje van Zwienen, Sara Vermeulen
Uit deze cijfers blijkt dat in de jaren 1850 de gemiddelde afmeting beneden de dertig ton lag en dat tussen 1853 en 1860 de tonnage in de binnenvaart met vijftien procent is toegenomen, terwijl in de volgende achttien jaar de tonnage is vermeerderd met meer dan 30 procent. In 1879 waren de schepen ook groter: gemiddeld ruim 33 ton.
Op 3 maart 1866 leende schipper Lambert Vermeulen f 303,60 van scheepmaker C. Vermeulen. De notaris beschreef de verplichtingen van Lambert in een verbandbrief. De lening was renteloos en moest in 3 jaar tijd worden terugbetaald. De nieuwe overdekte aak van twintig ton Vredebest diende als onderpand; het hoorde thuis in Ouderkerk a/d IJssel en lag op dat moment in Krimpen a/d IJssel. Alle delen die bij het schip horen zoals het roer, mast, zwaarden, zeilen, touwen, kettingen, ankers en verdere inventaris waren onder de pandstelling begrepen. De geldlener was verplicht inzage te geven aan de geldgever inzake de in het achterliggende jaar betaalde rekeningen, inzake rechten, lasten en reparatiën verricht aan het schip. Volgens het dagregister van het scheepskadaster is de aak in Capelle a/d IJssel gebouwd en in Gouda geregistreerd op 28 februari 1866. In maart werd door een beëdigd scheepsmeter op het achterschild No. 904 Kou 1866 ingebrand. Voor het sluiten van de lening en het inbranden van het merk werd ligplaats gekozen in Krimpen a/d IJssel.
Keren we terug naar de gemeenteverslagen. In de jaren 1868 tot en met 1870 werden er geen nieuwe schepen bij Vermeulen gebouwd. Tussen 1871 en 1884 gaven de verslagen een te onvolledig beeld om daar een conclusie aan te verbinden. In 1890 konden de scheepmakers geen gegevens over scheepsnieuwbouw geven. In 1897 was er geen nieuwbouw bij C. Vermeulen.
Hoe zagen de schepen die in de tweede helft van de negentiende eeuw bij Vermeulen werden gebouwd er nu uit? De catalogus voor de tentoonstelling "Van Poonschuit tot Beunschip" van het streekmuseum Crimpenerhof vermeldt dat C. Vermeulen in 1860 een paviljoen schuit bouwde voor Teunis Trouwborst (1835-1907). Een afbeelding van dit schip staat op de omslag van de catalogus. De afbeelding is een pentekening naar een oorspronkelijk schilderij, getekend door P. Dorlijn te Hoorn. Het schip is afgebeeld met de zeilen gehesen, gereed voor vertrek uit "De Schans". De schippersknecht bij de fok is T. Blonk. Het schip had naar binnenvallende boeisels, zoals de latere ijzeren paviljoenschuiten. Achter zien we een paviljoen met zijramen. Bij de latere paviljoenschepen zijn de kwetsbare zijramen vervangen door ovale poorten in het achterboeisel. Het lange middenschip is recht zonder zeeg. Voor het vervoer van zand en grind was een lang ruim nodig.
In de loop der jaren groeide Vermeulens welstand. In de negentiende eeuw bestond er censuskiesrecht:
de hoogte van de belastingsom bepaalde of men deel mocht nemen aan de verkiezingen voor gemeenteraad,
Provinciale Staten en Tweede Kamer. Jarenlang was de census voor de gemeenteraad f 14,-, voor de
Provinciale Staten en de Tweede Kamer ieder afzonderlijk f 28,-.
Vermeulen werd aangeslagen voor drie soorten belastingen:
- Personele belasting naar huurwaarde en meubilair.
- Grondbelasting op gebouwen en ongebouwde eigendommen.
- Het patentrecht.
Voor dat patentrecht de volgende verklaring: In Nederland mocht volgens de wet van 21 mei 1819 Stsbl.
34 (tot 1893) niemand enige handel, bedrijf of nering uitoefenen als hij geen door het gemeentebestuur
uitgegeven patent bezat. Corne1is Vermeulen betaalde volgens de kohieren van de ontvanger dit
patentrecht vanaf 1854 t/m 1886. Vanaf 1865 betaalde hij ook grondbelasting over het stuk zelling dat
hij gekocht had.
In 1856 kwam de naam van Corne1is Vermeulen voor het eerst voor op de kiezerslijst van de gemeenteraad.
Vanaf 1884 betaalde hij zoveel belasting dat zijn naam op alle drie kiezerslijsten voorkwam.
Jaar | Pers bel. | Grond bel. | Patentrecht | Gem. raad | Prov. | T.K. |
1855 |   |   | 18,24 |   |   |   |
1856 | 2,70 |   | 15,36 | x |   |   |
1857 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1858 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1859 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1860 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1861 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1862 | 2,70 |   | 10,24 |   |   |   |
1863 | 1,86 |   | 10,24 |   |   |   |
1864 | 6,67 | 0,09 | 10,24 | x |   |   |
1865 | 4,40 | 4,40 | 10,75 | x |   |   |
1866 | 4,40 | 3,96 | 10,75 | x |   |   |
1867 |   |   |   | x |   |   |
1868 | 6,29 | 0,09 | 6,40 |   |   |   |
1869 | 6,31 | 0,10 | 6,40 |   |   |   |
1870 | 6,67 | 0,09 | 6,40 |   |   |   |
1871 | 6,67 | 2,83 | 6,40 | x |   |   |
1872 | 6,67 | 2,82 | 6,40 | x |   |   |
1873 | 6,67 | 2,82 | 6,40 | x |   |   |
1874 | 6,67 | 2,82 | 6,40 | x |   |   |
1875 | 6,67 | 2,82 | 9,28 |   |   |   |
1876 | 6,67 | 2,78 | 9,28 | x |   |   |
1877 | 6,67 | 2,78 | 9,28 | x |   |   |
1878 | 6,67 | 2,79 | 10,25 | x |   |   |
1879 | 6,67 | 2,78 | 10,25 | x |   |   |
1880 | 6,67 | 2,79 | 10,24 | x |   |   |
1881 | 6,67 | 2,79 | 15,36 | x |   |   |
1882 | 6,67 | 2,79 | 12,08 | x |   |   |
1883 | 6,67 | 3,29 | 17,61 | x |   |   |
1884 | 6,67 | 3,29 | 18,24 | x | x | x |
1885 | 7,24 | 3,30 | 18,23 | x | x | x |
1886 | 7,23 | 3,30 | 18,23 | x | x | x |
1887 | 6,95 | 3,30 | 26,74 | x | x | x |
1888 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
1889 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
1890 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
1891 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
1893 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
1894 | 30 | 40,86 |   | x | x | x |
In 1862 had C. Vermeu1en zijn huis met loods laten bouwen. Zeventien jaar later, in 1879 was een gedeelte van de loods aan vernieuwing toe. Bovendien was de loods te klein, voor het werk van de scheepmakerij was meer ruimte nodig. Voor de verandering en verlenging van de loods was vergunning nodig van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Corne1is schreef de volgende brief aan dijkgraaf en hoogheemraden van de Krimpenerwaard die buitendijks bevoegdheden hadden tot aan de grens door de keur bepaald. De loods van Vermeu1en stond tussen de dijk en die grens.
"Aan:
H.H. Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Krimpenerwaard.
De ondergetekende, Corn. Vermeulen, meester Scheepmaker te Krimpen a/d IJssel geeft met verschuldigde eerbied te kennen, dat hij een gedeelte van den houten loods, staande tegen en aansluitende aan het door hem gebouwde pand staande buitendijks en kadastraal bekend in Sectie A. nr. 2152 door steen wenschte te vervangen, vervolgens onder bedoelde loods eene voeting te metselen en de bestaande loods noordwaarts met 2,25 meter wenschte te verlengen, een en ander als op bijgaande Calque met rood is aangegeven, waartoe adressant de vergunning van het dijkcollege vraagt.
Krimpen a/d IJssel, 9 april 1879           H'welk doende enz, C. Vermeulen"
Dijkgraaf en hoogheemraden besloten de commissaris van de koning gunstig te adviseren. In mei 1879 werd de vergunning aan C. Vermeulen uitgereikt.
Op 31 oktober 1879, vijfentwintig jaar na het ontstaan van de scheepmakerij, kocht Vermeulen voor
f 800,- grond, huis en schuur in Ouderkerk a/d IJssel, sectie C nummers 1439 en 1461. Met de koop werd
gelijk het erfpachtrecht verkregen voor het pas verworven bezit.
Op 21 oktober 1884 leende Vermeulen van Jan Coert Westbroek, meesterkleermaker van beroep, zeshonderd
gulden tegen vijf procent. Grond, huis en schuur werden daartoe met hypotheek belast.
In 1891 vroeg Vermeulen aan Waterstaat vergunning voor de bouw van een steiger. Er was meer werk op de scheepmakerij. Een mondeling verzoek om toestemming tot reparatie op eigen kosten van de schoeiing bij de uitlaat van het stoomgemaal werd toegestaan mits het werk voldeed aan de eisen van dijkgraaf en hoogheemraden. Voor Vermeulen was een stevige schoeiing van belang om het verzakken van de helling tegen te gaan.
Op 10 november 1894 vermelden de notulen van de polder Den Hoek en Schuwagt een mondeling verzoek van C. Vermeulen. Hij wilde tot berging en sloop van een schip overgaan en vroeg of hij dat mocht doen op de kop van de sluis. De plaats die hij noemde lag binnen de omheining van het kolenterrein van het gemaal. Na ingewonnen advies van de machinist van het stoomgemaal werd het verzoek afgewezen.
Volgen we nu de verschillende akten op de voet dan blijkt dat Vermeulen grond buitendijks maar ook
binnendijks heeft gekocht. De toenemende oppervlakte grond doet vermoeden dat hij tegen het einde van
de negentiende eeuw plannen had om zijn bedrijf uit te breiden. Dit zal nodig zijn geweest omdat de
zoons allen op de werf van vader werkten en daar het scheepmakersvak leerden. De binnendijks gelegen
grond in Ouderkerk a/d IJssel was alleen geschikt voor woningbouw. De aankoop van de grond in 1895
langs de Breekade had ten doel woningbouw en de bouw van een loods voor scheepstimmerwerk. Deze loods
is in latere jaren gebouwd. Daarvoor werd hout gebruikt waarmee ook Scheveningse bommen werden
gerepareerd. Dit laatste was af te leiden uit de lengte van de planken.
Anno 1897
Volgens een akte uit 1896 waren de percelen langs de dwarsboezem bij elkaar 29 aren en 20 centiaren (2920 m2) groot. De nummers A 2243-2546 waren in 1895 geheel in het bezit van Vermeulen overgegaan. Perceel A 2266 werd voor een deel door Vermeulen aangekocht. De verkopers, Grietje de Boom en Jan de Boom, gaven een hypotheek van vierhonderd gulden tegen een rente van vier en een halve procent.
In 1898 had de bouw van twee woningen aan de Breekade plaats. Een jaar later verzocht Adriaan de Boom
of hij een dam mocht aanleggen in een sloot tussen zijn land en de gras kade (de tegenwoordige
Vlietkade). Bij deze brief van 16 maart 1899 hoort een tekening waarop de woningen van Vermeulen zijn
getekend op de hoek Breekade en Vlietkade. De bewoners waren Johannes en Hendrik, zonen van Corne1is
Vermeulen.
Over de grens van de kavel ontstonden klachten waarmee de voorzitter van de polder Langeland en Kortland
(Krimpen aan den IJssel) zich persoonlijk heeft bezig gehouden. In een brief van 16 december 1903
schreef hij aan de secretaris van het polderbestuur dat Vermeulen het recht van weg over de dwarskade
niet belemmerde maar wel bemoeilijkte. Vermeulen had een heining geplaatst op de eigendomsgrens van zijn
grond.
In hun vergadering van 2 januari 1904 zei het polderbestuuur van Langeland en Kortland dat Vermeulen en de polder Den Hoek en Schuwagt eigenaar waren van een deel van de Breekade. In een brief van 10 mei 1904 zei Vermeulen dat - behoudens rechten van derden en zoals de grond tot op heden is bezeten - het zijn eigendom was. Hij meende dat een meter grond afstaan over de lengte van de huizen onnodig was. De kade was breed genoeg. Zijn voorstel was de kade dezelfde breedte te geven als langs het stoomgemaal. In hun vergadering van 2 juni 1904 besloot het polderbestuur met eenparigheid van stemmen dit verzoek af te wijzen. De beslissing hoe breed de kade moest zijn werd tot na de schouwdrijving aangehouden.
De scheepswerf na 1900 aan de noord-oostzijde. Op de voorgrond een
IJsselaak,
op de helling een sleepkaan in aanbouw. De gevel van de scheepmakerskap
is nog net zichtbaar links achter de voorsteven van de sleepkaan.
Volgens het gemeenteverslag van 1901 waren bij Vermeulen acht personen werkzaam, zes volwassenen en twee kinderen. Het begin van de twintigste eeuw staat bij C. Vermeulen in het teken van de uitbreiding. De grond aankoop en de bouw van de loods zijn daar de bewijzen van.
Naast deze tastbare veranderingen werd ook de naam van het beroep opgewaardeerd. Zo was C. Vermeulen als scheepmakersknecht begonnen en werd de naam in de loop van de negentiende eeuw scheepmaker. In het begin van de twintigste eeuw zien we dat een opdracht uitgevoerd werd onder de aanduiding: C. Vermeulen Scheepsbouwmeester Krimpen aan den IJssel. In die tijd kwam er ook meer aandacht voor de scholing voor het beroep. In Ouderkerk aan den IJssel werd in 1898 een tekenschoolopgericht. Daar heeft J. Vermeulen Hzn, een kleinzoon van Cornelis, de cursus scheepstekenen gevolgd.
Tekenschool te Ouderkerk a/d IJssel; 2e rij links: Jan Vermeulen Hzn.
Op 23 juli 1901 kocht C. Vermeulen voor f 80,- van de vijftien erfgenamen van Gerardus Weggeman Guldemont en van zijn zuster Johanna Weggeman Guldemont, een zelling en water, groot 1305 m2, kadastraal sectie A nummer 2153, met alle rechten die de erfgenamen hadden en konden doen gelden op het perceel. De grens met de bezittingen van C. W. van Zwienen werd bepaald door een schoeiing in de dijksloot.
Anno 1901
Op 26 juni 1902 verschenen koper en verkoper weer bij de notaris om de grensbeschrijving tussen hun
percelen aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. De dijksloot was er niet meer en de grensscheiding
werd nu bepaald door de schoeiing en eigendom van C. W. van Zwienen. Daarbij maakte de notaris de
opmerking dat de schoeiing teveel noordwestelijk op het perceel kadastraal nummer A 2153 is geplaatst.
Door het verdwijnen van de dijksloot en één kadastraal nummer kon Van Zwienen veronderstellen dat hij
eigenaar was van het gehele perceel vanaf de dijk tot in de rivier.
Het kadaster gaf in 1901 een ander nummer, A 3120, aan de door Vermeulen gekochte zelling. Op 13
december 1902 kreeg de commissaris van de koningin in Zuid-Holland bericht dat thans het perceel A 2153
als A 3120 genummerd was.
Op drie februari 1902 leende Corne1is Vermeulen de som van f 2000,- van Geert je Hoogendijk, weduwe van Arnoldus van Walsum Klaaszoon tegen vier en een halve procent per jaar. Als onderpand werden de vier huizen in Ouderkerk aan den IJssel gebruikt met de kadastrale nummers C 1762, 1763, 1764 en 1765. Een deel van de werf werd mede in dit verband opgenomen.
Op 29 oktober van hetzelfde jaar schreef C. Vermeulen de hieronder volgende brief:
"Aan Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen C. Vermeulen te Krimpen aan den IJssel dat hij gaarne vergunning zoude ontvangen tot het bouwen van een werkplaats op de hem toebehorende scheepmakerij te Krimpen a/d IJssel.
Krimpen aid IJssel, 29 oktober 1902           't Welk doende, C. Vermeulen"
Op 22 december 1902 adviseerden Waterstaat en de commissaris van de koningin in Zuid-Holland de minister de gevraagde vergunning te verlenen. Vermeulen schreef aan B&W van Krimpen a/d IJssel de volgende brief:
"De ondergetekende, C. Vermeulen, scheepsbouwmeester te Krimpen a/d IJssel verklaart bij deze voornemens te zijn over te gaan tot het bouwen van een houten loods aan ééne zijde open, ten einde daarin te plaatsen een pons, een schaar en een souvereinstelling ter bewerking van ijzer en staal alles handkracht ook voor houtwerk ten dienst van de kleine scheepsbouw.
Krimpen a/d IJssel 19 januari 1903
C. Vermeulen"
Anno 1903
Ook verklaarde Vermeulen dat zijn te bouwen inrichting viel onder de bepalingen van de
Veiligheidswet. Voor de bouw van de loods was dus een hinderwetvergunning nodig. Daarom werd door B&W
op 4 februari 1903 een openbare zitting gehouden tot het inbrengen van bezwaren in het kader van art.
15 van de Hinderwet. De klompenmaker Chr. W. van Zwienen zette schriftelijk zijn bezwaren aan B&W
uiteen in een viertal punten:
- Zijn eerste bezwaar was dat bedoelde loods het daglicht voor zijn klompenmakerij zou belemmeren.
- Het tweede was de geluidsoverlast welke hinderlijk was voor zijn klompenmakerij en woning.
- Ten derde voerde hij aan dat het ontzettende geraas van slaan op platen een nadelig effect zou hebben
op de verkoopwaarde van zijn woning.
- En als laatste meende hij dat de grond tot zijn eigendom behoorde. Daar voegde Van Zwienen aan toe
dat al had hij de aanplenging van dat perceel, dat vroeger een zelling was, niet willen verhinderen
omdat hij geen bezwaren had tegen het worden van land van hetgeen water was, hij geen afstand deed van
eventuele eigendomsrechten. Aan het einde van zijn brief meldde hij dat er een proces over
eigendomsrechten hangende was tussen hem en Vermeulen.
Motorschip "Leven is strijd" aan de kade te Ouderkerk a/d IJssel bij de maalderij van de firma Goudriaan.
Het door Van Zwienen bedoelde perceel is de zelling die C. Vermeulen in 1901 gekocht had van de erfgenamen van Gerardus Weggeman Guldemont.
De notulen van B&W van 19 februari 1903 geven een samenvatting van de zitting op 4 februari 1903. Burgemeester en wethouders meenden dat de ingebrachte bezwaren niet van dien aard waren dat ze een weigering konden billijken, en besloten de gevraagde vergunning te verlenen.
Op 11 april 1903 verklaarden Corne1is en Willem Lingen, schippers te Ouderkerk aan den IJssel, dat
zij aan de scheepsbouwmeester C. Vermeulen zestienhonderd gulden schuldig waren. Deze lening moest in
halfjaarlijkse termijnen van vijfenzeventig gulden worden terugbetaald; ze waren vijf procent rente
verschuldigd. Tot zekerheid werd als onderpand gegeven de open ijzeren aak "Johanna" van 34 ton groot
die gebouwd was op de werf van Vermeulen.
In 1905 verkocht C. Vermeulen een stalen tjalkschip met de naam "Op hoop van Zegen" aan Paulus van der
Doel uit Nieuwe Tonge voor vijfhonderd gulden. Het schip mat 75 ton.
In 1906 werd in opdracht van Kees Goudriaan het stalen motorschip "Leven is strijd" gebouwd dat 80 ton mat en werd voortbewogen door een 20 pk Rennes motor. Met dit schip werden beurtdiensten onderhouden tussen Ouderkerk en Rotterdam.
In dat jaar werkten er 19 personen op de werf, waaronder 4 kinderen.
Sleepboten op de helling aan de noord-oostzijde van de werf, ca. 1911.
In 1908 werd bij Vermeulen een overdekte ijzeren aak gebouwd. Onder de naam "Zeldenrust" kwam dit
schip van 36 kubieke meter in de vaart. Het werd door Vermeulen aan Klaas Goudriaan verhuurd. De
huurtijd zou van 15 juli 1908 tot 15 juli 1922 lopen. In halfjaarlijkse termijnen moest f 75 worden
betaald. De rente bedroeg 5 procent.
In de Schuttevaer van 23 mei 1911 lezen we dat op zaterdag bij Vermeulen de sleepkaan "Dankbaarheid"
groot 167 last (334 ton) met goed gevolg te water was gelaten. Dit schip was gebouwd in opdracht van
Adrianus Snoeij uit Ouderkerk aan den IJssel die getrouwd was met Wobbigje Vermeulen, een kleindochter
van de scheepsbouwer. De bouwprijs was f 10.000 plus f 1000 voor de inventaris en losse tuigage. Na de
stapelloop werd de kiel gelegd van twee sleepboten voor een Rotterdamse opdrachtgever.
De "Dankbaarheid" is in 1944 gevorderd door de Duitsers en heeft dienst gedaan als brugschip. In 1945
is het schip in halfgezonken toestand in Keulen gevonden en naar Vreeswijk gesleept. Na herstel is het
weer als sleepschip in de vaart gebracht. In 1963 is het omgebouwd tot motorschip. In 1984 kwam er door
sloop een einde aan het 73 jaar oude schip.
Lijntje van Zwienen was inmiddels op 15 maart 1903 overleden. In 1875 had het echtpaar een testament
gemaakt waaruit blijkt dat zij in gemeenschap van goederen waren gehuwd. In 1896 werd dit testament
vervangen door een nieuw. Corne1is Vermeulen benoemde zijn vrouw Lijntje van Zwienen tot enige
erfgenaam. Zij zou de onroerende en lichamelijk roerende goederen erven. Op haar beurt benoemde Lijntje
van Zwienen haar echtgenoot tot haar enige erfgenaam.
Voor het opmaken van de inventaris en de taxatie ten behoeve van de boedelscheiding hield de notaris op
16 mei 1903 zitting in het sterfhuis. Aanwezig waren de kinderen Hendrik, Christiaan, Willem Pieter,
Jan en Johannes Vermeulen, IJsbrand Mourik is er namens zijn vrouw Pieternella Vermeulen, en Arie de
Hoog voor zijn vrouw Sara Vermeulen; Lijntje Johanna Vermeulen, weduwe van Jan Bouter, is er voor
zichzelf en haar minderjarige kinderen Cornelis en Christina Bouter.
Cornelis Vermeulen zou de inventaris aanwijzen; voor de taxatie hadden de erfgenamen drie personen
benoemd, die beëdigd waren door de kantonrechter te Schoonhoven: Cornelis van Duyvendijk,
scheepsbouwkundige, Jan Omen en Steven Slappendel.
De getaxeerde roerende en onroerende goederen en vorderingen op derden zagen er als volgt uit:
4 Huizen in Ouderkerk a/d IJssel 2 huizen op de Breekade in Krimpen a/d IJssel een werfhuis en schuur, buitendijks in Krimpen a/d IJssel Totaal getaxeerd op: | f. 9700,-- |
Scheepmakersgereedschappen, machi- nerieën, vaartuigen, huisraad en andere roerende goederen | f. 3038,50 |
Vorderingen inzake een schip | f. 1608,44 |
Vorderingen inzake gedane scheep- makerswerkzaamheden         f. 2991,22 Door mindere soliditeit van de Debiteur wordt dit bedrag | f. 1495,61 |
Contanten | f. 764,70 |
  | ------------ |
Totaal aan bezittingen | f. 16607,25 |
Begrafenis kosten | f. 70,-- |
  | ------------ |
  | f. 16677,25 |
De lasten bedragen | f. 7490,21 |
  | ======== |
Het zuivere saldo van de boedel: | f. 9187,04 |
Daarvan ontvangt C. Vermeulen: De helft te weten | f. 4593,52 |
Als erfgenaam krachtens testament Ontvangt hij | f. 1130,88 |
  | ------------ |
Totaal | f. 5724,40 |
  | ======== |
Tot de lasten behoren een aantal hypotheken en leningen: Van mevrouw v. Walsum Van Klaas de Boom | f. 2000,-- f. 700,-- |
Vervolgens leningen uit de familie: Van Christiaan Vermeulen Idem. Hendrik Vermeulen Idem in 1903 Idem in 1902 | f. 450,-- 100,-- 600,-- 800,-- |
  | ------------ |
Tezamen met rente is dit | f. 5347,58 |
  | ======== |
Voor ingekochte materialen staat een bedrag van Rekening Dr. Blom Voor de metselaar Kosten voor de beëdiging van de schatters Salaris schatters Notariskosten | f. 1960,02 22,65 9,-- 4,40 20,-- 126,56 |
  | ----------- |
Totale lasten | f. 7490,21 |
  | ======== |
Aandeel C. Vermeulen + lasten: f. 5724,40 + f. 7490,21 | f. 13214,61 |
Te verdelen over acht kinderen: f. 16607,25 - f. 13214,61 = | f. 3392,64 |
Per kind = | f. 424,08 |
Tot de machinerieën van de werf behoorden volgens de inventaris een boormachine, handpons, souverein stelling, knipmachine en veldsmidsen. Ook waren er twee mallejannen voor het overbrengen van de betimmering uit de houtloods aan de Breekade naar het schip in aanbouw op de werf. Onder de gereedschappen waren een heistelling, een aambeeld, krommers en diverse zagen.
Uit de boedelinventaris kunnen we ons een voorstelling maken van de indeling van de woning. We gaan in gedachten via de werf langs het raam van het kantoortje naar de keuken. Daar stonden tegen de muur en rond de tafel zes stoelen. De lamp hing aan de muur. Daarbij hoorden pannen, potten en twee petroleumstellen. In de woonkamer bevonden zich acht stoelen met tafel en kachel. Tegen één van de muren stond een eiken kast en aan de wanden hingen schilderijen. Op de tafel lag de bijbel en onder de tafel stond een doofpot. Er was glas- en aardewerk en aan de muur een spiegel. In het kantoortje achter het zijraam lagen enige boeken en dozen. Op de zolder lagen twee kapokbedden en stonden nog eens zes stoelen. Om de voeten te verwarmen waren er drie stoven. Verder nog twee koffers en de kuip met spek. Op het erf zien we een kippenhok met negen kippen en een haan.
In de Schuttevaer van zaterdag 7 februari 1914 stond het bericht dat C. Vermeulen, scheepsbouwmeester te Krimpen aan den IJssel, zijn werf met omliggende terreinen had verkocht aan een Haagse combinatie, die het doel had daar een grote werf te vestigen. Gerardus van Leeuwen, reder en koopman uit Scheveningen was de koper. De werf, dus de buitendijks gelegen terreinen met huis, hellingen en loodsen werd voor f 7650 verkocht. Daarna zijn er onder de naam NV Eerste Scheveningsche Rederij en Haringhandel voorheen G. van Leeuwen loggers gebouwd. Daarmee is aan een periode van zestig jaar kleine scheepsbouw onder de naam C. Vermeulen een einde gekomen.
Corne1is Vermeulen stierf twee jaar later, op 28 maart 1916, 91 jaar oud.
Logger op de werf van G. van Leeuwen, ca. 1915.
Bij de achtersteven
zijn de kielbalk en de slagbeddingen zichtbaar.
Nawoord
Aan het einde van mijn verhaal dient zich de vraag aan, wie was nu Cornelis Vermeulen? Is van de persoon
een beschrijving te geven?
Mevrouw Rook - Vermeulen vertelde, dat haar vader, Hendrik Vermeulen, werkzoeker was voor de werf. Het
werk voor de werf werd door Hendrik en zijn broer Jan ingedeeld. Bij een meningsverschil was de mening
van C. Vermeulen doorslaggevend en hij had vanuit zijn kantoor via een raam in de zijgevel een goed
zicht op de reparatiehellingen. Als een werknemer te lang met zijn collega sprak kreeg hij van C.
Vermeulen te horen, dat hij zijn tijd niet moest verlummelen.
Er is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen, van akten en zakelijke brieven. Een
scheepsmakerij stichten was ook in de 19e eeuw niet eenvoudig. Daarbij moest men over een aantal
eigenschappen beschikken om dit doel te bereiken. Vermeulen zag kans anderen ertoe te bewegen hem
daarvoor buitendijkse grond te verpachten. De man moet een solide indruk hebben gemaakt. Hij heeft
- ook letterlijk - de werf boven water moeten halen.
De toon van zijn eerste brief is die van een eenvoudige scheepmakersknecht. Daarna komt dit niet meer
voor. De wil om onder moeilijke omstandigheden door te zetten is aanwezig. Hij moet voldoende inzicht
gehad hebben in de toenmalige maatschappelijke verhoudingen, hij kon zijn weg vinden bij het
gemeentebestuur, bij het hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard, de besturen van de polders en bij het
ministerie van Waterstaat. Voor ons zien we het profiel van de 19e eeuwer, wiens woord op de
scheepmakerij gezag had en ook erbuiten van invloed was.
Mijn verhaal heb ik ontleend aan akten en brieven die ik heb geraadpleegd in diverse archieven. Het grootste deel bevindt zich in Schoonhoven in het streekarchief. Ik ben dank verschuldigd aan diverse personen die mij op de één of andere wijze hebben geholpen. De medewerkers in het archief van Schoonhoven die mij vlijtig hebben voorzien van bronnen of mij daarin wegwijs hebben gemaakt. De archivaris van de Hervormde Gemeente te Gouda, mevrouw H.A. van Dolder-de Wit heeft mij de gegevens over doop en belijdenis van de hoofdpersoon verstrekt. Aan Hendrik Vermeulen Jzn. uit Amsterdam en J.van der Ende uit Scheveningen die de foto's voor dit verhaal beschikbaar hebben gesteld en Theo Vermeulen voor de kadastrale schetsen. Onze zoon Willem Pieter Vermeulen jr deed voor mij het typewerk. Ik heb dankbaar gebruik gemaakt van de gegevens die hij bij eerder onderzoek al uit de archieven had gehaald.
Ereboog opgericht in Boveneind ter hoogte van de scheepswerf ter
gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in september 1898.
Geraadpleegde archieven:
Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven
Archief gemeente Krimpen aan den IJssel:
- Verkiezingen inv.nrs. 112-113A.
- Algemene verslagen van de toestand van Krimpen a/d IJssel inv. nrs. 116-166b, 1822-1917.
- Notulen van B en W, 1848-1920, inv. nrs. 49-49D.
- Ingekomen en uitgaande stukken, inv. nr. 144.
- Bouwvergunningen inv. nrs. 341, 342.
Archief notarissen te Ouderkerk a/d IJssel na 1842:
- G.J. Spruyt, inv. nrs. 32, 34, 43, 47, 52.
- J. v.d. Leeden, inv. nrs. 115, 116, 117.
Archief Hoogheemraadschap Krimpenerwaard:
- Notulen inv.nrs. 30-31.
- Repertoria en akten, 1864-1903.
Archief polder Langeland en Kortland:
- Geschillen over eigendomsgrenzen aan de Breekade, inv.nr. 370.
Polder Den Hoek en Schuwagt:
- Ingekomen en uitgaande stukken inv. nrs. 17-35.
- Notulen inv. nrs. 5-7.
Algemeen Rijksarchief
Archief Binnenlandse Zaken
- derde afdeling inv. nrs. 115, 132, 138, 160 en 195.
- Archief minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid inv.nrs. 16, 111 en 212.
Geraadpleegde literatuur:
Fiscaliteit in Nederland, 50 Jaar belastingmuseum Prof. DL Van der Poel.
I. J. Brugmans, Stapvoets Voorwaarts. Fibula-van Dishoeck Bussum, 1970
J. E. J. Geselschap, Binnenscheepvaart door Gouda in de 17e en 18e eeuw, Tijdschrift Holland
februari 1979.
J. A. de Jonge, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914. Nijmegen, 1976.