Beert Jansen (van 't Oever) [KRL-320]
Zoon van Jan Gerritz en Henrikjen Dries, gedoopt 24-5-1716 Oldebroek, overleden ca 1759Trouwt ca 1755 Jannitje (Jennigje) Gerrits van Puttenstein [KRL-321], dochter van Gerrit Dries van Puttenstein en Marijke Hendriks van de Hogebrink, gedoopt 8-4-1731 Oldebroek
Jennigje hertrouwt Egbert Gerrits
Kinderen van Beert en Jannitje:
Kinderen van Jannitje en Egbert:
Bronnen:
25 feb. 1794.
Ik Mr. Tulleken, van wegens zijne doorl. Hoogheid den Heer Prince van Oranje en Nassau, als Erfstadhouder der Provincie Overijssel et. et. et, Scholtus van IJsselmuiden, en van wegens Hoogen Overigheid toentertijd Verwalte Scholtus van Wilsummerkerspel, doe cond en certificeren door dezen dat voor mij en keurnoten Willem Aalts en Klaas Roelofs in den Gerigte erschenen zijn:
GERRIT BEERTSEN, j.m. van 't Klein Oever en
MARRETIEN GERRITS, wed. van wijlen Teunis Willens,
wonende aan de Hoogeweg onder den Schoutambt Camperveen, onderttrouwend lieden, zijnde zij Bruid, gesterkt in dezen met GERRIT ALEFS haar gekoren en toegelaten momber, zijnde de bijde comparanten gezond van lichaam en hunne zielsvermogens volkomen magtig zoals ten genoegen aan de Gerigte gebleken.
Welke verklaarden bij, en door dezen op te richten hunne uijterste en laatste willen, welke zij comparanten willen, dat alware het, dat een hunner voor den wettige copulatie, dat God verhoede, quaam te overlijden, na hun dood zal nageleeft worden.
Verklaarende de beide comparanten testateuren zig over en weer te institueren tot zijn, of haare universele erfgenaam, om al hetgeen de eerst stervende hunner, met de dood koom te ontruimen, 't zij vaste goederen, levendige haave en vee, de gehele voortvaring, inboedel des huises, goud en zilver kleinodien linnen, mullen en kleederen en wat op des eersten sterfhuis, tot zijn of haaren boedel kan of mag gerekend worden onder en met deze instructien.
Waarmede zij testateuren voornoemd deze hunne uiterste en laatste willen uijtende verklaren dezelve daarin in allen deelen te persisteren en tot dezelve uijt eigen beweging, en zonder iemants inductie ofte persuatie gekomen te zijn, met begeerten dat al hetgene voorschreven, na hun overlijden in alle zijne clausulen en deelen moge worden agtervolgd, en het effect moge hebben als testament codicile, giften ter oorzake des doods of te eenige nadere favorable makinge, zoals naar best na rechten kan bestaan, daarover verzoekende de approbatie van dezen Ed. Gerigte.
Hetwelk bij deze Ed. Gerichte in deliberatien gelegt zijnde, dan werd ook alzo geapprobeerd en geratificeerd, hetzelve approberende bij dezen, schoon ook eenige solemnia anders wel gebruijkelijk, daarin geomitteerd mogten zijn.
Tot vastenis hebben ik Verwalte Scholtus voorn. deze hiervan afgegeven, hetzelve namens de Testator, de Testatrice en haar momber eigenhandig getekend, met mijn zegel gecorrobereerd, en is voorts door de testator mede gezegeld en voor de testatrice en haar momber op hun verzoek, liet mijn naamcachet bij opgezegeld.
Actum, Wilsummer Schoutambt, ten huize van Egbert Gerrits, den 25sten februarij 1794.
R. Tulleken.
Gerrit Beerts. Maria Gerrits. Gerrit Alefs, als momber.
Vermoedelijk liep de wegverbinding voor 1830 tussen de erven "Groot Oever" en "Klein Oever"
richting Kampen en richting Wezep kort langs de Oever yan de IJssel, waarbij verderop richting
Kampen een weg werd gevolgd ongeveer overeenkomend met het huidige tracé.
Richting Wezep liep de wegverbinding over De Zande waar vanaf de herberg "De Koelucht"
de naam van de weg al overging in de Spijkerboersweg.
Deze Spijkerboersweg ging dan verder tot een punt voorbij het erf "Grevenrit" waar deze
weg verder het huidige nog bekende tracé volgde.
Dit kan afgeleid worden uit de perceelsindeling met de grenssloten van de landerijen,
nog zichtbaar op een kopie van een (voorlopige) kadastrale kaart van 1817, n.l. de
perceelsloten liepen door vanaf Kamperveen tot aan de rivier De IJssel.
Tevens blijkt uit deze zelfde kadastrale kaart de loop van de aangelegde weg over de
beide erven richting Kampen na 1830, wat nog steeds overeenkomt met het huidige tracé
van de Kamperstraatweg.
Uit Kamper archiefstukken blijkt verder dat ten koste van aanleg van deze weg toen nog
al wat land van deze erven voor de wegaanleg moest worden afgestaan.
Wij vonden in het archief van de Gemeente Kampen n.l. het volgende stuk:
Bestek en conditien waar naar Heeren Burgemeester en Wethouders der Stad Kampen, ingevolge autorisatie van den Edele Achtbare Raad onder nadere approbatie voornemens zijn om op Woensdag 9 juli 1830 des middags te 12 uur op het Raadhuis aldaar, publiek aan den minst aannemenden te besteden, het leggen van de aarden baan voor de straatweg van Kampen (op de straatweg van Zwolle langs de Zuiderzee) in 1 of wel in 4 percelen.Uit deze stukken blijkt dan dat o.a.
Ten slotte vermeldt een ander stuk: in het archief der gemeente Kampen dat:
op 9 feb. 1831 om 12 uur in het Raadhuis van Kampen werd aanbesteed aan de minst aannemende, het bestraten van de aarden baan uit te voeren met klinkers vanaf de Zaagmolen van de Heren van Berkum-Bijsterbos, staande buiten de Venenpoort aan het einde der Keistraat tot de aansluiting van de straatweg van de Zuiderzee naar Zwolle, zijn de een lengte van 8960 ellen.De laagste inschrijver was J. van Haaften te Sliedrecht voor een bedrag groot 59.900 guldens.
Verder vermelden de notulen van het Stadsbestuur van Kampen van 29 oct. 1831 nog, dat
wegens tegenslag met het weer en water tijdens de uitvoering van het werk door de aannemer
belast met de aanleg van de aarden baan, een extra vergoeding door deze aannemer werd gevraagd
van fl. 2118,- voor deze buitengewone omstandigheden.
De commissie tot aanleg van de straatweg vindt dat de aannemer geen recht heeft op een extra
vergoeding.
Niettemin word besloten een som van fl. 1000,- toe te kennen.