Jan pachtte vanaf 1879 of 1880 Erf 38 Kampereiland, wat sindsdien in de familie is gebleven. Dit erf heette eerst 'Aan 't Ganzediep', daarna 'De Paardeboer', vanwege de vroegere verplichting om schepen in het Ganzediep te jagen. Erf 38 is in 1905 herbouwd, een vertimmerde tapkast herinnert nog aan de vroegere tapperij. De verplichting om te jagen gold al niet meer voor Jan. Het land van de ouders van Jan grensde aan dat van de ouders van Aaltje (Aoltien van 't gat) en hij moest over hun land naar het hunne. Zo kwam hij Aaltje regelmatig tegen en leerde haar beter kennen. Aaltjes ouders waren Afgescheiden en die van Jan liberaal/vrijzinnig Hervormd. Toch kwam het tot een huwelijk. Aaltje zorgde voor een gedegen godsdienstige opvoeding van de kinderen. Volgens verhalen gaf Jan daar minder om. Marten, de broer van Jan, kwam op de ouderlijke boerderij, maar boerde niet best. De andere leden van het gezin wisten dat op tijd en konden hun deel van de erfenis goeddeels tijdig uit de boedel halen, maar Jan werd niet op de hoogte gebracht (zat de Afscheiding ertussen?) en leed forse schade. Volgens verhalen is Jan daar nooit goed overheen gekomen en moest volkomen depressief worden opgenomen in Ermelo. Volgens andere verhalen zou de godsdienstigheid van Aaltje hem tot waanzin hebben gedreven. Hoe dit ook zij, Jan is een tijdlang depressief in Ermelo opgenomen geweest.
Zoon Jan is mogelijk geboren op 20-6-1859.
