Theophile Emile Achille de Bock
Kunstschilder, zoon van Heinrich Wilhelmus Eduard de Bock en Wilhelmina Thomassen, geboren 14-1-1851 Den Haag, overleden 22-11-1904 Haarlem [1071]Trouwt 5-10-1887 Den Haag Catharina Petronella Bloklander, dochter van Willem Bloklander en Neeltje Koole, geboren 5-8-1855 Den Haag, overleden 6-5-1939 Haarlem [68]
Kinderen:
Opmerkingen:
Theophile Emile Achille de Bock.
Kunstschilder uit de Haagsche School. Werkte o.a mee aan het Panorama Mesdag. Zijn leermeesters waren J.W. van Borselen en J.H. Weissenbruch. Hij had veel bewondering voor Jacob Maris en heeft over hem een boek geschreven. De moderne Franse kunst boeide hem dusdanig dat hij naar Barbizon vertrok en daar werkte met vooral Corot en Rousseau. Na zijn terugkomst in Den Haag raakte hij bevriend met Vincent van Gogh, die toen aan de Schenkstraat zijn atelier had. In 1881 stichtte hij met enkele anderen de Haagsche Kunstkring. Ook was hij lid van de vereniging Het Vlondertje, een club met o.a. de schilders Blommers, Franssen van der Putte, Marcel Emants en Johan Gram. Zij kwamen bijeen in het bierhuis van Herman Rohde in de Haagse Kettingstraat. Vanaf 1892 woonde hij in Scheveningen aan de Kanaalweg 9 (nu nummer 31), zijn atelier, dat hij tijdelijk deelde met zijn vriend Vincent van Gogh, bevond zich in een torenkamer van Villa Germania in het Van Stolkpark.
Getuigen bij het huwelijk van Theophile en Catharine: de schilders
Arnold Henri George Hazelhoff Roelfsema en Pieter Josselin de Jongh
Zoon Henri was componist en pianist. Schreef o.a een bundel arbeidersliederen op tekst
van Henriette Roland Holst.
Uit de pers van 28 maart 1938: Op 41 jarige leeftijd is in het ziekenhuis Joannis de Deo te Haarlem na een langdurige ziekte overleden de componist Hans de Bock. Hij was 5 september 1896 te Renkum geboren. Zijn vader was de kunstschilder Theophile de Bock. Reeds vroeg bleek de thans ontslapene over muzikale talenten te beschikken en toen hij zeven jaar was, begon hij piano te studeren. Hij maakte weldra groote vorderingen. Verscheidene leeraren heeft hij in de loop der jaren gehad: Chr. Kriens, den dirigent van de Haarlemsche Orkestvereeniging, P. de Waard, van Vroomen, Henri Stokhuizen en nog enkele anderen, die de Bock's muzikale opleiding voltooiden. De mobilisatie bracht hem onder de wapenen, doch na den oorlog hervatte hij met kracht zijn studie. Tijdens de mobilisatie was hij leider van een door hem opgericht orkest. In 1918 ving hij zijn compositorischen arbeid aan. Zijn werk genoot veel waardering. In 1926 verhuisde hij naar Rotterdam om deze plaats na enige jaren weer te verlaten. In het vorige jaar, toen hij ziek werd, woonde hij te Kijkduin. Vele uitvoeringen heeft De Bock in den loop der jaren gegeven, o.a. met Helene Ludolph, het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest onder leiding van Eduard Flipse en ook met diens broer Marinus heeft hij concerten gegeven. Ook werkte hij samen met het Haarlems- en Haagsch Strijkkwartet, met Jo Vincent, Cor Igesz, Sam Swaap en van Isterdaal; hij gaf vele kamermuziekavonden. Van zijn composities noemen wij: Lentezang, Impressions de la Hollande, Elegie, Si le bonheur que desire, een suite opgedragen aan de hoboist Jaap Stotijn. Een zijner laatste werken werd dezer dagen uitgegeven: Vier kwatrijnen, een klein Lied aan den Dood, met een gedicht van Anton van Duinkerken. De laatste compositie schreef hij op zijn ziekbed en was opgedragen aan zijn moeder. Met Hans de Bock is heengegaan een ambitieus musicus, een componist met talent, een hartelijke vriend.
Bronnen: