Kwartierstaat Rik & Lars van Roekel - Inleiding Naamlijst Bronnen


Jan Dircksz van Driel [KRL-15360]

Huistimmerman, gemeenlantstimmerman, sluiswachter, zoon van Dirck Jansz van Driel en Ariaantje Cornelisdr, geboren ca 1605 Kleine Lindt, overleden 1672-3 Kleine Lindt

Trouwt ca 1640 Geertgen Gerritsdr, geboren ca 1610 Heerjansdam, overleden vóór 8-10-1651 Heerjansdam

Trouwt 8-10-1651 Heerjansdam Maijke Melsse Croonenburgh [KRL-15361], dochter van Melchior Jansz (Mels) Croonenburgh en Catharina Cornelisdr (Trijntje) van den Bongaert, geboren 1626 Develsluis, overleden na 1695 Kleine Lindt


Kinderen van Jan en Geertgen:

  1. Goosen Jans van Driel, geboren ca 1640
  2. IJgje Jans van Driel, geboren ca 1645

Kinderen van Jan en Maijke:

  1. Trijntje Jansd van Driel, gedoopt 6-5-1654 Heerjansdam, overleden 4-6-1733 Groote Lindt
    Trouwt 25-4-1677 Kijfhoek Leendert Bastiaens van de Nes, zoon van Bastiaen Cornelisz van de Nes en NN, overleden 4-5-1713 Groote Lindt
  2. Jan Janse van Driel, gedoopt 30-1-1656 Heerjansdam, overleden 2-6-1736 Kleine Lindt
    Trouwt 9-7-1679 Heerjansdam Maria Matthijsdr van Bree, dochter van Matthijs Jacobsz van Bree en Marietje Andriesdr Coomans, gedoopt 15-5-1657 Rotterdam
  3. Bastiaan Jansz van Driel, gedoopt 14-4-1658 Heerjansdam
  4. Geertruij Jansdr van Driel, gedoopt 20-6-1660 Heerjansdam
    Trouwt Geijsbert van Aake
  5. Phijgje Jansdr van Driel, gedoopt 25-2-1663 Heerjansdam
    Trouwt 4-1688 Heerjansdam Pieter Cornelisz van de Fijnaart,
  6. Mels Jans van Driel [KRL-7680], gedoopt 8-11-1665 Heerjansdam, overleden 26-3-1712 Heerjansdam

Bronnen:

Genealogie Online:
Genealogie Database Deunhouwer
DTB Rotterdam Doop Gereformeerd:
Getuigen Noe Quewellerius en Cornelia Coomans
Genealogie Online:
Kwartierstaat Van Leijenhorst - De Waard:
Maijke Melsse Croonenburgh, gehuwd voor de kerk op 08-10-1651 te Heerjansdam (Hervormd/Geref.) met Jan Dirksz. van DRIEL, Huistimmerman, geboren circa 1605 te Kleine-Lindt, overleden 1672-1673 te Kleine-Lindt, weduwnaar wonende in de Linde (Groote Lindt) 1636. Hij testeerde met zijn 2e vrouw Dordrecht 26 febr.1651. In 1636 werd Jan door mij voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de paats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven.

Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wal vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen. Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in GrooteLindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570 om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruïne in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken. Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad- in de eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ? Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijk te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?

Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr., nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis., aan de ene zijde, met Arien Heyndrickxen, getrouwd met Janneken Cornelisdr., wonende in Heeroudelandsambacht, als mede-voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz., aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in de boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren. Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd.

Huych Gijsbrechtsz., heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.

Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een'mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerststervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken. Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfde jaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.

Jan Dircks was zoon van Dirck Jansz. en Ariaentje Cornelisdr. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren. Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driell te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, yetwas boven de voorsegde erfpachten sullen pretenderen. Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en gemeenelandstimmerman. Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "ende sal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten ter plaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "Jan Dircxsz. van Driell" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.

Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zichvanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erff van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemennnelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens" voor 3 gld. en "een kroonmet twee kandelaers met viff lepels" voor 1 gld.10 st. Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz. van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor het gerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen huyse is verteert".

Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode". Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel".

In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam. transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse mede heemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelff roeden van de Swijndreghsen Waert". Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder,maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluyswonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.

Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel, wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari 1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd. Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel, weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd metFijgie Jans van Driel. Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor 1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.

Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werd er voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen was wellichteen broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder. Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.


© Gijs van Roekel, Maarn 2010 - Ga naar begin