Op de vergadering van 24-8-1656 wordt Albert tot armenmeester benoemd, in het verslag
wordt precies beschreven wat er van hem verwacht wordt:
[...] Ende is in desselfs plaetse ten overstaan der Jonkeren, Predikant ende andere nabuyre
verkoren Albert Evertsen wiens beroepinge de Gemeente vanden predikstoel sonder tegenspreeken
is bekent gemaekt, om voort nae dese gehoudene rekeninge sijnen dienst inde Kerkhe opentlijk
te bekleeden, ende met sijnen medebroeder de almoessen ende meer andere arme-goederen te
versaemelen, deselve getrouwelijk ende vlijtelijk nae den eijsch der behoeftigen beyde der
ingesetene ende vreembdelingen met goede correspondentie kennisse ende advys des Predikants
uyt te deylen, de beroude [=rouwenden] te besoekken ende te troosten, ende wel toe te sien
dat de almoessen niet misbruykt worden, ten eynde de gegevene almoessen ende andere
armengoederen te beter uytgedeelt mogen worden onder die geene die 't op 't allermeeste
gebrek hebben. [...]